Publicaties

Sinds 1991 geven we publicaties uit in drie verschillende reeksen:

Binnen onze eerste reeks Pegasos, werden al heel wat boeken uitgegeven over de meest diverse klinisch-theoretische onderwerpen.

Sommige uitgaven zijn de bewerking van wat oorspronkelijk een doctoraat, een lezingenreeks of een groep aparte artikels was. Voor andere publicaties gaat het om een oorspronkelijke bijdrage, die daardoor hun eerste lezers krijgen. Pegasos blijft als reeks uiteraard verder lopen, als plaats voor de publicatie van psychoanalytische studies.

Voorbij de brede waaier onderwerpen van Pegasos willen we echter ook inzoomen op een bepaalde invalshoek, via reeksen met een specifieke focus. Het is in deze context dat Praxis gesitueerd kan worden.

Praxis-Idesça is een reeks die specifiek het kader van het analytisch werk ondervraagt. De praktijk van de psychoanalyse is immers een bijzondere en een weerbarstige praktijk, in welke concrete klinische context ze zich ook afspeelt.

De psychoanalyse ontstond vanuit het oor van Freud dat op een gegeven ogenblik op een bijzondere manier gespitst raakte. Het raakte gespitst vanuit een onontwijkbare confrontatie met iets wat zich niet laat vatten, iets wat zich niet laat begrijpen, iets wat tot steeds opnieuw nadenken en formuleren van hypothesen dwingt. We kunnen aannemen dat het de ontmoeting met de hysterie was die Freud tot dat specifieke punt bracht, het punt waar het weten moest wijken voor een luisteren, voor een welbepaald spitsen van de oren, … en voor het formuleren van de hypothese van het onbewuste.

Sindsdien kan de psychoanalyse de ontmoeting met het weerbarstige, onder de vorm van Freuds hypothese van het onbewuste, of Lacans herneming via het reële, niet uit de weg gaan. Integendeel, de uitdaging is om net die ontmoeting in de kuur aan de orde te laten zijn, om ze telkens op een singuliere manier te laten ontvouwen, om het subject te brengen voorbij het contingente van het vertrekpunt naar de noodzakelijkheid die de zijne of de hare is. De psychoanalytische ervaring die aldus wordt opgebouwd kan onmogelijk gevat worden in een geheel van louter te volgen regels of protocollen, of in een of meerdere gestandaardiseerde kaders. Die ervaring vangt wel wat zich doorheen de vele sessies  toont als structuur, als regulariteit, als weerkerend patroon, maar verliest het singuliere en het weerbarstige niet onderweg, niet langs de zijde van de analysant, maar ook niet langs de zijde van de analyticus. Het is een kwestie van logica, een kwestie van verlangen, ook een kwestie van ethiek.

Deze nieuwe reeks wil dus ruimte bieden om de psychoanalytische praxis vanuit telkens één concept toe te lichten. Verwacht geen handleiding of instructie, evenmin een pleidooi voor  een “verdunde” psychoanalytische techniek waar niets of zeer weinig nog op het spel staat. Wel betracht ze telkens een belichting, een toelichting, een scherpstelling van concepten te brengen met het oog op het duidelijk maken van hun werkzaamheid in de hedendaagse psychoanalytische praxis.

Kairos-Idesça is een reeks die scherp wil inzetten op de tijd, de huidige tijd: wat staat er nu op het spel voor de psychoanalyse, wat zijn actuele hete hangijzers? Welke kwesties dringen zich dusdanig op dat ze tot een antwoord, of minstens een ondervraging nopen – zelfs al zijn ze niet altijd even expliciet zichtbaar of duidelijk hoorbaar?

Het kan ook gaan om wat heel duidelijk aanwezig is, maar net in zijn insisterend terugkeren evenzeer uitnodigt tot een positiebepaling. In ieder geval een beslissend moment dat appel doet op analytici om een stem te laten horen en uit te nodigen tot een positiebepaling.

De naam voor de nieuwe reeks sluit daarbij aan: in de Griekse mythologie staat Kairos immers voor de verpersoonlijking van het geschikte moment, het moment dat men al dan niet kan grijpen. Kairos werd daarom uitgebeeld als jongeman zonder kleren, die bovendien kaal was – op een haarlok na. De haarlok, als metafoor voor de gelegenheid, is te grijpen, maar enkel op het juiste moment… het is kwestie van ze niet te missen. Het leek ons dan ook de uitgelezen benaming voor een dergelijke nieuwe reeks essays, die bij uitstek de vinger aan de pols wil houden van wat onze huidige tijd beroert.

Deze werken worden niet door Idesça uitgegeven maar we vinden het de moeite om jullie met deze transcripties te laten kennis maken.

Omwille van de betrouwbare transcripties van Michel Roussan, van het grondige voetnotenapparaat, van de bijgevoegde CD-rom en vele andere redenen beschouwen we dit de beste en meest betrouwbare transcripties van de Séminaires.

Je kan de verschenen seminaries

  • 9. L’Identification
  • 10. L’Angoisse
  • 12. Problèmes cruciaux pour la psychanalyse
  • 13. L’Objet de la psychanalyse
  • 14. La Logique du fantasme
  • 15. L’Acte Psychanalytique
  • 20. Encore

aankopen op onze studiedagen. Door interne afspraken aan Franse kant, kunnen we deze werken niet aanbieden via onze webshop maar kan je je wel informeren / bij ons bestellen via e-mail op publicatiesATidesca-vzw.be

Hieronder kan je de verschillende werken meer in detail bekijken en aankopen. Boeken waar geen prijs bij staat, zijn niet meer verkrijgbaar.

Auteurs die hun werk willen laten publiceren, kunnen ons contacteren via het contactformulier.

Idesça verbindt zich ertoe om te mogelijkheid te onderzoeken of een publicatie het GPRC-label kan krijgen. GPRC staat voor ‘Guaranteed Peer Reviewed Content’. Het is een kwaliteitslabel waarmee de Vlaamse Uitgevers Vereniging (VUV) aangeeft dat de publicatie die dit label draagt, een peer-reviewprocedure heeft doorlopen die beantwoordt aan de internationale wetenschappelijke standaard. Meer info vind je op www.gprc.be.

  • Vertaling van S. Freud, Bijdrage tot de opvatting van de afasieën, een kritische studie.
  • Inhoudsopgave I. Dynamiek van het opvoedkundige proces
    • Over de psychologie van de schooljongens
    • De leerlingenbegeleider
    • De toekomst van de voorlichting en de psychoanalyse
    • Het onbewuste van ouders in de opvoeding van kinderen
    • Verzoek tot opheffing van een opvoedingsmoeilijkheid
    • Over een lacune in de psychoanalytische pedagogiek
    2. Psychoanalytische observaties van de kinderpsyche
    • Ondergoedfetisjisme bij een éénjarig kind
    • Over het godsgeloof van het kind
    • Het ontstaan van pavor nocturnus bij een kind: een aanhangsel
    • Marianne wil niet in bad
    • Kinderspel en fetisjisme
    • Almacht van de gedachten bij kinderen
    • Het magische denken bij kinderen
    • Over de theorie der domheid: een uiteenzetting over een studie van Karl Landauer
    • Menstruatieangsten
    • Over de eenvoudige mannelijke pubertijd
    3. Dynamiek van de kinderanalyse
    • Twee gevallen van stotteren
    • Een “onopgevoed” kind
    • Uit de analyse van een hondenfobie
    • Uit de analyse van een slaapwandelende knaap
  • Christian Demoulin toonde als analyticus altijd al een bijzonder engagement ten aanzien van de maatschappelijke en klinische vragen van zijn tijd. Zijn boek “La psychanalyse, thérapeutique?” is daar een bijzonder mooie getuigenis van. In deze tekst tracht hij op een heldere manier aan te geven wat de inzet is van de psychoanalyse, waar haar mogelijkheden liggen in het beluisteren van een subject. Hij laat echter ook niet na aan te stippen wat er vragen oproept. Het is immers cruciaal dat de analyticus open kan blijven staan voor het onverwachte, voor wat niet lijkt te passen in onze a priori’s, … Kortom voor het subject in zijn uiterst particuliere dimensie. Het is dan ook niet toevallig dat de allerlaatste zin van zijn boek luidt: “Is het meest essentiële niet dat de analyticus verstoord kan worden in zijn theoretische geloofs-overtuigingen?” … Dit werk is ondertussen 14 jaar oud maar gezien alle evoluties in de psy-wetgeving meer dan ooit razend actueel. Redenen genoeg voor ons om dit werk te vertalen naar het Nederlands.
  • In dit werk gaat Peter Walleghem op zoek naar specifieke kenmerken die het concept van de overdracht in de kinderanalyse typeren en verschillen van die van de volwassenenanalyse. Hij vertrekt hierbij vanuit het werk van twee eminente auteurs en clinici op het gebied van de kinderanalyse: Melanie Klein (1882-1960) en Françoise Dolto (1908-1988). De keuze voor deze analytici is vooreerst geïnspireerd door hun grote vakkennis betreffende dit thema. Daarnaast komt door de keuze voor Klein en Dolto het verschil in de hantering van de overdracht tussen respectievelijk een freudiaanse en een lacaniaanse geïnspireerde psychoanalytische visie duidelijk naar voor. De centrale vraag in het boek draait rond het verlangen van de analyticus. Na in een eerste tijd de overdrachtstheorie en de kliniek van de beide kinderanalytici te bestuderen, poogt de auteur in een tweede tijd het verlangen van de analyticus hieruit te distilleren, en bevraagt hij ook het particuliere verlangen van Klein en Dolto om psychoanalytica te worden. Door het heuristisch perspectief van het boek kan de lezer zelf zijn weg zoeken doorheen de stellingen en citaten. Het resultaat is dan ook geenszins een voorgekauwd receptenboek met aanbevolen technieken. Het is namelijk de stellige overtuiging van de auteur dat eender welke therapeutische techniek slechts effectief opereert wanneer deze zich ent op het verlangen van de analyticus.
  • Psychoanalyse: het is en blijft een vreemde bedoening die bovendien weinigen onberoerd laat.  Sommigen verguizen haar als een dubieuze zaak van charlatans of beschouwen haar als een relict uit verre, onwetenschappelijke tijden. Voor anderen betekent ze nog steeds een ervaring die hun leven transformeert. In de ontmoeting met een analyticus vinden zij een spreekruimte die hen op een paradoxale manier aan het werk zet en een ander leven mogelijk maakt. Paradoxaal omdat ze voorbij alle therapeutische effecten ook iets raakt van het onoplosbare in het leven. Freud omschrijft de psychoanalyse niet toevallig als een onmogelijk beroep. Hij typeert haar ook als een volstrekt originele discipline die niet te reduceren is tot eender welke andere menselijke praktijk – en al zeker niet tot een ander beroep. Toch werden daartoe heel wat pogingen ondernomen, waartegen Freud zich categoriek verzette. Het staat bekend als de discussie omtrent de lekenanalyse, die nog steeds woedt. De vragen insisteren immers: wat is psychoanalyse eigenlijk? Welke vorming is er noodzakelijk om de analytische positie in te nemen? Dit eerste deel vertrekt vanuit de dagelijkse praktijk van de psychoanalyse, met de vraag naar haar verhouding tot het veld van de geestelijke gezondheidszorg. De recente wettelijke regeling van de gezondheidsberoepen vormt de concrete aanleiding. Wat zijn de implicaties voor de vele mensen die de ethiek van de psychoanalyse gestalte geven in hun klinisch werk? Het zijn vragen voor charlatans die niet wijken voor het verlangen, noch voor het singuliere van het subject.
  • Om te kunnen luisteren naar het onbewuste moet een psychoanalyticus wel over een speciaal stel oren beschikken. Of niet? In de adviezen die Freud erover formuleerde blijkt de eenvoudige techniek van de gelijkzwevende aandacht te volstaan. Dat houdt in dat de analyticus aan alles wat hij hoort een onbevooroordeelde aandacht schenkt en luistert zonder te begrijpen. In dit onderzoek naar de gelijkzwevende aandacht passen we dit advies toe op het onderwerp zelf. Door niet te begrijpen stellen we snel vast dat het luisteren van de analyticus helemaal geen eenvoudige techniek maar juist een vat vol paradoxen is. Hoe zou je bijvoorbeeld door onaandachtig te zijn voor alles, aandachtig kunnen worden voor iets? Het verkennen van deze en andere tegenstrijdigheden en het problematiseren van de psychische functies van het luisteren, de waarneming, de aandacht, en het geheugen, geeft diepte aan het onderzoek naar het specifieke luisteren van de analyticus. Het mondt uit in de wetmatigheden die het luisteren dicteren. Via de taal en het subject van het onbewuste dat gestructureerd is zoals een taal loopt het naar het verlangen van de analyticus dat zijn luisteren schraagt. Als sluitstuk wordt Lacans graphe van verlangen voorgesteld als een voorschrift voor de regels waaraan het ongeregelde luisteren beantwoordt.
  • 'Rien de créé qui n’apparaisse dans l’urgence, rien dans l’urgence qui n’engendre son dépassement dans la parole”, zo poneert Lacan. Creatie duikt slechts op in de urgentie en de urgentie brengt onvermijdelijk haar overschrijding in het woord voort – al noodzaakt deze act wel een beslist engagement om dit opduikende woord te assumeren, tot het zijne te maken en ermee aan de slag te gaan. Dit is zonder enige twijfel wat Bernard Delguste, en in diens navolging zijn vertalers, hebben gedaan. Alle vier staan ze elke dag met beide voeten in wat de kliniek van de urgentie heet. Het is dan ook van daaruit dat hun spreken oprijst. In die context mogen we zonder schroom stellen dat Bernard Delguste een ruimte opende om deze tumultueuze wereld te ontvangen, een ruimte die de vertalers aangrepen om er zowel voor zichzelf als voor hun team nieuwe dimensies aan toe te voegen. Ze blijven daarbij net als Socrates zeer down to earth. Wat kan er dan ook meer op zijn plaats zijn om Kairos – de reeks van Idesça die een plaats wil bieden aan actuele hete hangijzers, aan teksten over urgente thema’s – te openen dan… een boek over urgentie? Retorische vraag wellicht. In dit opzicht plaatst Idesça zich op de positie van Aristophanes en laten we anderen spreken. Op hun hoop dat dit boek vruchtbare effecten zou kunnen genereren, kunnen we als antwoord Lacan parafraseren: zo lang er een spoor bestaat van het conceptuele kader dat hier werd uitgewerkt zal er de mogelijkheid bestaan tot een psychoanalytische kliniek – ook in de meest acute situaties van urgentie – en zullen er clinici zijn om het subject het adres te geven dat het nodig heeft. In zijn lezingencyclus Le savoir du psychanalyste zal hij bovendien aanstippen dat er eerst een vorm van “extreme urgentie” moest zijn vooraleer het analytisch discours kon opduiken. Leve de urgentie dus! We mikken er op dat dit boek zijn weg vindt naar de lezer in het klinische veld, en dat die lezer vervolgens de tijd neemt om in die lectuur zijn eigen parcours te vinden én uit te tekenen. We formuleren hierbij ook een woord van dank aan Koen van den Broek die ons zijn welwillende toestemming gaf om één van zijn werken als cover te gebruiken. Een werk dat mooi resoneert met de ‘kliniek van boorden’ die centraal staat in dit boek.
  • Geen uitgave van Idesça maar een eerbetoon aan onze gewaardeerde collega JP Van Eeckhout en zijn laatste publicatie. Schrijver dezes werkte een aantal jaren in een Maison Verte te Antwerpen (De Speelbrug). Er zijn in Franstalig België een tiental ontmoetingsruimten die zich expliciet op het gedachtegoed van Françoise Dolto beroepen. De Speelbrug neemt een unieke plaats in in Vlaanderen, het is de enige ontmoetingsruimte Maison Verte in Vlaanderen. De medewerkers bestonden uit vrijwilligers en enkele betaalde krachten die zich samen om de veertien dagen in een vergadering vonden, waarbij spreken over hun eigen inbreng - tijdens de openingsmomenten waarvoor zij instonden - centraal geplaatst werd. Er werd op dat moment ruimte gemaakt voor een 'persoonlijk waar spreken' over hun houding tijdens het contact met de kinderen en hun ouders (opvoeders). De geschriften van F. Dolto (een psychoanalytisch geörienteerde kinderpsychiater die één van de eerste intiatiefneemster was van het eerste Maison Verte in Parijs) leverden daarbij stof tot discussie. Het was tijdens deze lectuur dat het team op de uitdrukking 'waar spreken' ("parler vrai") botste.
Ga naar de bovenkant